Parinacota
Zondag 18 januari 2015
Deze eerste nacht in de Altiplana heb ik slecht geslapen, waarschijnlijk was de onwennigheid van de hoogte hier debet aan. Meestal word ik wakker na in hogere sferen geweest te zijn, maar dat was dan in mijn dromen en niet op 3.500 meter hoogte. Daarbij komt, dat ik als zuinige Groninger gekozen had om deze kamer zonder eigen sanitair te nemen, scheelde 5.000 peso’s, omgerekend ongeveer € 7,00. Het toilet met douche is aan de overkant van mijn kamer, maar dan moet je wel even door de openlucht. Het is hier ’s nachts bitter koud, tussen 2 en 7 graden onder het vriespunt. Maar goed, de douche en het bed zijn warm.
Na het ontbijt trok ik mijn plan. Met de kaart, die ik per ongeluk van de Hostel in Arica had meegenomen, op tafel, trok het gebied ten oosten van Putre mijn aandacht. Ik had daarbij ook het plan om na twee nachten in Putre langs de grens met Bolivia naar het zuiden te trekken.
Het besluit viel dus om vandaag langs de Lagunos de Cotacotani te wandelen en onderweg erheen mijn tijd te nemen om van de vegetatie te genieten. De Lagunos de Cotacotani is een gebied met zoutmeertjes en zoutvelden op een hoogte van 4.500 meter aan de voet van de drie meer dan 6.000 meter hoge vulkanen. Deze meertjes hebben geen afwatering en zijn daardoor zout.
De zon scheen en het was nog wat killetjes toen ik vertrok. Ik was verbaast, dat er ook op zondag redelijk veel vrachtverkeer op de weg is. Na Putre kronkelt de weg zich nog twee maal door nauwe kloven voordat de uiteindelijke hoogte van 4.700 meter is bereikt.
Ik besluit om vanaf het kleine dorpje Parinacota naar het merengebied te wandelen. Vanaf dit bergdorpje loopt een wandelpad. Maar toen ik uit de auto stapte, voelde ik een knetterende hoofdpijn opkomen en elke stap ging zwaar, kon bijna geen adem krijgen en werd duizelig. Ik ben eerst maar eens gaan zitten bij een klein stalletje en bestelde een kop koffie. Een oude verweerde man die het stalletje bemande had gelijk in de gaten wat er aan de hand was en gaf me een handvol Coca bladeren te kauwen. Ik kocht gelijk maar een zakje vol, want ik dacht deze bladeren de rest van mijn verblijf op de Altiplana wel nodig te hebben.
Op aanwijzingen van de verkoper toog ik op pad. Ik kon uiteraard het pad niet vinden en worstelde mij tussen de rotsblokken en planten richting het noordoosten naar boven. Ik probeerde mij te oriënteren op de zon, maar die stond zo goed als recht boven mij. Uiteindelijk vond ik het pad en met de inmiddels werkende Coca in mijn lijf volgde ik het pad vol goede moed.
Onderweg kwam ik veel leven tegen, Alpaca’s, Lama’s met kalveren en Vicuna’s, allemaal inheemse dieren met lange halzen. Deze dieren lopen vrij rond en behoren aan de boeren toe. Ze worden voor de wol en vlees gehouden. Verder zijn hier Andesganzen en Coot, een soort grote waterhoen te vinden.
De op konijnen lijkende Viscacha’s zijn grappig om te zien. Deze beesten hebben een lange gekrulde staart, die ze gebruiken als evenwichtshouder, wanneer ze razendsnel over rotsblokken wegschieten. Sommige Viscacha’s zijn redelijk tam. Ze wachten op een rotsblok totdat te dichtbij komt om vervolgens vliegensvlug over grote rotsblokken weg te spurten.
In dit gebied vond ik weer veel voor mij vreemde en onbekende planten. Hier en daar staat Cumulopuntia boliviana subsp. Ignescens, een bolvormige cactus. Verder is dit het gebied van de Azorella’s. Deze bijzondere planten worden onder de heesters gerekend, maar worden niet hoger dan slechts enkele centimeters. De planten liggen gedrongen op de hellingen tussen rotsblokken. Bij nader inzien, zijn er verschillende soorten Azorella’s in dit gebied en ik wil dat de komende dagen eens beter bestuderen. Ik heb ook wel Azorella gebruikt in de tijd dat ik rotstuinen aan heb gelegd, dit was de winterharde Azorella trifurcata. (Naar ik meen dat hij zo heette).
De kegels van de drie vulkanen waren de hele tijd in nevelen verhuld . Tegen drie uur begon het te rommelen in de bergen. De nevels rond de vulkanen werden zwaarder en donker, er ontwikkelde zich een prachtig onweer. De zon verdween en de lucht trok dicht, mooie bliksemflitsen werden gevolgd door knetterende en zwaar weg rommelende donder.
Het leek me verstandig om ook dit keer weer verstandig te zijn en rechtsom keer maken. Net voor de sneeuw en hagelbui kwam ik in het dorpje Parinacota aan. Ik wou nog een paar foto’s van een in klederdracht staande vrouw met Lama maken, maar dat zou 1.000 peso’s kosten. De andere toeristen maakten wel foto’s, maar ik had geen zin omdat het inmiddels al behoorlijk koud was geworden en mijn hoofdpijn weer was toegenomen. Vanaf dat moment ben ik mijn zonnebril kwijt. Na de bui heb ik nog een dik uur lopen zoeken langs het wandelpad en op het kerkpleintje, maar zonder resultaat.
Toen ik weer in Putre kwam was het inmiddels tegen acht uur en was ik, ondanks dat ik het merengebied en mijn zonnebril kwijt was geraakt, tevreden over de dag. In het restaurant heb ik een stukje Alpaca vlees gegeten, ondanks dat ik zo goed als vegetariër ben.